
Een vrouw vordert betaling van haar loon. Ze heeft zes maanden gewerkt, maar nog geen cent gekregen. Was er wel een arbeidsovereenkomst?
Drie mensen richten een bv op met als doel het verlenen van 24-uurs zorg en begeleiding aan jongeren. Een van de oprichters had een relatie met een vrouw die daar als administratief medewerker ging werken. Als die relatie eindigt en er mot ontstaat binnen de bv, vordert de vrouw betaling van achterstallig loon over zes maanden (€ 33.600 bruto) en de wettelijke verhoging hierover (50 procent, dus € 16.800 bruto) omdat het loon veel te laat is betaald. Als zij niets krijgt, schakelt zij de voorzieningenrechter (rechtbank Midden-Nederland) in.
Arbeidsovereenkomst
De vrouw baseert haar vordering op een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Die is ondertekend door haarzelf en de oprichter met wie zij die relatie had. Maar, was dit wel een arbeidsovereenkomst? Daar moet de rechter zorgvuldig naar kijken, omdat de betaling die de vrouw vordert zal moeten komen uit opbrengsten uit publieke middelen die beschikbaar zijn voor de jeugdzorg. En dan nog, past de gestelde arbeidsovereenkomst met dito salaris binnen een dergelijke bedrijfsvoering?
Hand- en spandiensten
Volgens de voorzieningenrechter verrichtte de vrouw niet meer dan incidenteel hand- en spandiensten. Op bezoek bij potentiële klanten (waar ze geen specifieke rol had), mails sturen (niet is gebleken dat zij zelf de context van die mails begreep), bonnetjes in mappen stoppen. Dit past niet bij de inhoud van de arbeidsovereenkomst, aldus de rechter. Daarin staat dat de vrouw 40 uur per week administratief werk zou verrichten, tegen een fors uurtarief (€ 35 bruto). Als iemand zoveel uur werkt tegen dit salaris, mag worden verwacht dat die persoon de ins en outs van het bedrijf kent, een deugdelijke administratie voert en werkzaamheden verricht die de jeugdzorg ten goede komen. Niets van dit alles. Deze bv had één klant. Intern was het een rommeltje. Nergens blijkt dat de vrouw wekelijks daadwerkelijk 40 uur werkte.
Geen loon
De voorzieningenrechter concludeert dat het onvoldoende aannemelijk is dat de vrouw, op basis van een arbeidsovereenkomst in de gebruikelijke zin van het woord, 40 uur per week heeft gewerkt. Geen arbeidsovereenkomst betekent geen loon. De vrouw wordt wel veroordeeld de proceskosten van de bv te betalen, € 949.